Het gedrag van de Zwarte Specht

– Zwarte specht in het Spanderswoud 2

De Zwarte specht is een fanatieke roffelaar, het hele jaar door maar vooral in het vroege voorjaar tijdens de baltsperiode. De instrumenten waarop ze graag roffelen zijn ontschorste, droge holle boomstammen of dode takken die resoneren en niet meetrillen. Hierop slaan ze zo snel dat er een roffel ontstaat.

foto 1 – hoofdroffelboom Zwarte specht Spanderswoud: een dode Beuk

Vóór de eerste slag wordt de kop zover mogelijk achteruit gebogen. Daarna blijft de snavel vrij dicht bij het hout. Het is onmogelijk de afzonderlijke slagen te tellen. De slanke nek en de merkwaardige vorm en houding van de kop heeft hem in Duitsland de naam Hammerkopf bezorgd. In het Spanderswoud is de hoofdroffelboom een dode beuk (foto 1). Het is vooral de man die daarop roffelt. Vanaf begin maart heb ik hem bijna dagelijks een concert horen geven. Andere roffelplaatsen waren een dode Eik en een dode tak van een Tamme kastanje.

De vlucht
Een belangrijke inspiratiebron voor deze plotselinge fascinatie voor de Zwarte specht is een zeer gedetailleerd verslag (44 pagina’s) van een veldstudie door J.A. Eygenraam. Hij heeft van 1932 – 1944 in het Edese Bos veldonderzoek gedaan naar het gedrag en het voorkomen van de Zwarte specht. Dat is gepubliceerd in het Tijdschrift der Ornithologische Vereeniging Ardea, september 1947. Bij toeval kreeg ik dat in handen. Het is wel curieus dat dit gedegen gedragsonderzoek in de recente publicaties over de Zwarte specht nergens wordt geciteerd.
Eygenraam beschrijft zeer uitvoerig een achttal gedragswijzen, zoals de gewone vlucht, de bouwvlucht, de maatslagbeweging, het vleugelschudden en het spiegelen. Over de gewone vlucht (samengevat): ”op enige afstand van de boom daalt hij een beetje, richt dan het lichaam verticaal, terwijl de vleugels nagenoeg stil en gespreid worden gehouden. Op het moment, dat de snelheid praktisch nul is, haken de nagels aan het schors” (figuur 2).

figuur 2 – tekening uit: Het gedrag van de Zwarte Specht, J.A. Eygenraam, 1947

Wind
Geen factor heeft zoveel invloed op de baltsstemming van de spechten als de wind. Bij krachtige wind wordt er zelden geroffeld. Ze trekken dan het liefst naar het dennenbos, dat veel meer beschutting biedt dan het loofbos. Tenzij natuurlijk de nestdrang te groot is, zoals hieronder.

foto 3 – 21 april – dame zet zich schrap, om zich staande te houden

Het broeden
Tot slot is het natuurlijk nuttig als er direct bewijsmateriaal is dat het hier om een echtpaar gaat dat de nestboom bezet (foto 4). Te zien is dat de man naar buiten komt om de vleugels te strekken, terwijl de vrouw het broeden van de eieren overneemt. De nestingang is zo krap dat de partner haar hoofd moet wegdraaien om de ander er uit kunnen laten. De nachtdienst komt voor rekening van de man. De vrouw overnacht in een slaaphol in een andere boom. De slaapnesten van man en vrouw kunnen zeer ver van elkaar liggen, soms wel 1500 meter. De broedduur is 12 dagen, dus kort voor zo’n grote vogel. De partners lossen elkaar om 1 – 3 uur. Als de partner komt aanvliegen om de wacht over te nemen laat hij of zij een ‘Kauw’-roep horen. De thuisblijver reageert daarop met het tokkelen tegen de binnenkant van de nestwand, vervolgens landt de specht op de nestrand, na enige seconden vliegt de ander er vandoor.

foto 4 – 27 april – wisseling van de wacht

( wordt vervolgd…)